Graafschade, dat wil zeggen schade veroorzaakt door het feit dat tijdens het graven een leiding wordt beschadigd, komt veel voor. De vraag komt dan op wie voor die schade aansprakelijk is. Is dat degene die gegraven heeft (we noemen deze ook wel ‘de grondroerder’) of moet de eigenaar of beheerder van de kabel of degene die op die kabel is aangesloten de schade voor lief nemen? De grondroerder zal de schade niet met opzet veroorzaakt hebben en hoofdregel in ons recht is immers dat iedereen zijn eigen schade draagt, tenzij iemand anders daarvoor aansprakelijk is.
Omdat graafschade regelmatig voorkomt zijn hier de afgelopen jaren regels voor gemaakt, zoals de WION (Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken), de BION (Besluit informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken) en de Richtlijn Zorgvuldig Graafproces (CROW 250). Ook hebben diverse rechters, waaronder de Hoge Raad, zich hierover gebogen. Een belangrijke uitspraak van de Hoge Raad is gedaan in de zaak Liander Paape. De rode draad die in deze regelgeving en jurisprudentie te ontdekken is, is dat wel dat zowel op de grondroerder, als de netbeheerder, een zorgvuldigheidsverplichting rust.
Van de grondroerder wordt verwacht dat hij op de aanwezigheid van kabels en leidingen bedacht is en daar in enige mate actief naar op zoek moet gaan. Op hem rust een onderzoeksplicht.
De onderzoeksplicht van de grondroerder gaat ver. Van de grondroerder mag worden verwacht dat hij het graafgebied in kaart brengt. Vervolgens moet hij dan bij de Dienst voor het Kadaster melding van de graafwerkzaamheden doen (de Klicmelding). De netbeheerder wordt hiervan in kennis gesteld en deze dient dan de grondroerder informatie (veelal in de vorm van tekeningen) omtrent de ligging van kabels en leidingen in het graafgebied te verstrekken.
Je zou dan denken dat daarmee de kous af is en de grondroerder met behulp van die tekeningen kan gaan graven. Maar pas op, dat is niet het geval. De grondroerder moet er namelijk op bedacht zijn dat tekeningen zijn niet altijd nauwkeurig en ‘up to date’ zijn. Op de netbeheerder rust immers niet de verplichting die tekeningen nauwkeurig te ‘updaten’. Bovendien zullen er ook kabels en leidingen in de grond kunnen liggen die niet onder verantwoordelijkheid van de netbeheerder vallen (denk bijvoorbeeld aan de leiding die de buurman heeft gelegd van zijn woning naar de laadpaal van zijn auto).
Van de netbeheerder mag worden verwacht dat een grondroerder er vaak niet aan ontkomt om te graven en de aanwezigheid van leidingen en kabels voor hem niet altijd eenvoudig zichtbaar zijn. De netbeheerder moet daarom de grondroerder helpen. Op hem rust een informatieplicht.
Uitgangspunt is dat de bij het graven betrokken partijen, voordat met het graven wordt begonnen, moeten onderzoeken of en waar er leidingen liggen. De grondroerder dient daarbij alle omstandigheden, waaronder de plaatselijke situatie, maar ook de nauwkeurigheid van de tekening, in acht te nemen. De ouderdom van de tekening kan daarbij een rol spelen.
De grondroerder zal op zoek moeten gaan naar de kabels en leidingen die op de tekening staan. Ook daar bestaan richtlijnen voor, zoals de Richtlijn Zorgvuldig Graafproces (CROW 250). Deze richtlijn bevat voor het graven van proefsleuven een handelingsprotocol. Omdat de Hoge Raad inmiddels heeft geoordeeld dat de rechter bij de invulling van de zorgplicht in beginsel bij deze richtlijn dient aan te sluiten, maakt dat een grondroerder er goed aan doet die richtlijn zoveel als mogelijk te volgen.
De richtlijn neemt als uitgangspunt dat proefsleuven moeten worden gegraven als zich volgens de tekening binnen 1,50 meter aan weerszijden van het graafprofiel kabels of leidingen zouden bevinden. Over de plaatsen waar proefsleuven moeten worden gegraven zijn geen uniforme regels te geven. Daar wordt een beroep gedaan op ‘het gezonde verstand’. De grondroerder moet zelf nadenken en bijvoorbeeld rekening houden met afwijkingen als gevolg van obstakels (zoals boomwortels), met eerder ter plaatse uitgevoerde graafwerkzaamheden, met lussen in kabels die voor een verbindingslas (mof) kunnen liggen. Bijzondere alertheid is geboden wanneer zich wijzigingen in de (terrein)situatie hebben voorgedaan (denk hierbij bijvoorbeeld aan de situatie dat na datering van de tekeningen nieuwe panden zijn gebouwd of een laadpaal is geplaatst).
Als de grondroerder twijfel heeft wordt van hem verwacht dat hij hulp van de netbeheerder in roept. Daarmee kom ik op de informatieplicht van de netbeheerder.
Van de netbeheerder wordt verwacht dat de informatie op kaarten juist worden aangetekend en dat met een marge van 1 meter nauwkeurig. Ook mag van hem verwacht worden medewerking te verlenen als de grondroerder bij het lokaliseren om hulp vraagt. Op de netbeheerder rust de verplichting zo nauwkeurig als redelijkerwijs van hem verlangd kan worden informatie over de ligging van het net te verstrekken. Een schending van deze verplichting kan leiden tot eigen schuld van de netbeheerder en kan de rechter op die grond oordelen dat deze de schade geheel of gedeeltelijk voor eigen rekening moet nemen.
Kortom, het antwoord op de vraag wie voor graafschade aansprakelijk is hangt af van de omstandigheden van het geval, maar duidelijk is wel dat op de grondroerder een zorgvuldigheidsverplichting ligt die actief handelen van hem verlangt. Een passief handelend grondroerder die geen Klickmelding doet indien hij dat wel doet volkomen blind vaart op de in het kader van die Klickmelding verstrekte tekeningen, moet erop rekenen dat hij snel voor de door hem veroorzaakte schade aansprakelijk wordt gehouden.
SPRAAQ gebruikt uw gegevens alléén om contact op te nemen.
Wij zijn aangesloten bij de geschillencommissie Advocatuur